Elke keer als ik in Nederland ben, valt het me op hoeveel laadpalen voor elektrische auto’s er weer bij zijn gekomen. Als paddenstoelen schieten ze uit de grond. Dat het me zo opvalt, komt waarschijnlijk ook doordat ik hier in Brazilië geloof ik nog nooit een laadpaal heb gezien. Wat betreft elektrische auto’s heeft het land dan ook nog een lange weg te gaan. Maar dat er amper elektrisch wordt gereden, betekent niet dat er hier uitsluitend benzine en diesel wordt getankt.
Sterker nog, ik rijd zelf al jaren vooral rond met behulp van bio-ethanol. Net zoals miljoenen Brazilianen heb ik namelijk een zogeheten flexauto. Ruim tachtig procent van alle auto’s die hier de afgelopen jaren werden geproduceerd, werken op deze manier. Je kunt zelf bepalen of je er benzine of ethanol in wilt gooien, net wat je fijner vindt of wat voordeliger is.
Dat bio-ethanol hier zo belangrijk is, is eigenlijk een erfenis uit de tijd van de dictatuur. Als reactie op de wereldwijde oliecrisis in de jaren zeventig, besloten de Brazilianen dat ze onafhankelijker moesten worden van de dure geïmporteerde aardolie. En dus werd er een overheidsprogramma opgericht om de productie van bio-ethanol, in het geval van Brazilië gemaakt van suikerriet, te stimuleren. Dat ging als een trein, totdat de olieprijzen in de jaren negentig weer daalden en de Braziliaanse automobilisten weer overstapten op benzineauto’s. De overheid besloot daarop om de flexauto’s te gaan promoten. Dat werd een groot succes.
Het positieve van bio-ethanol is dat het voor minder uitstoot zorgt. Dat is ook de reden waarom het sinds 2019 in Europa voor tankstations wettelijk verplicht is om E10-benzine te verkopen, in plaats van Euro 95. In die Europese variant zit tien procent bio-ethanol, wat moet zorgen voor twee procent minder uitstoot. Vergeleken met Brazilië is die tien procent vrij weinig, aangezien auto’s hier dus volledig op ethanol kunnen rijden. Bovendien zit in de benzine hier ook standaard zeker twintig procent bio-ethanol.
Maar hoewel het aan de ene kant heel mooi klinkt, minder uitstoot, kleven er ook behoorlijke nadelen aan de biobrandstof. Als we allemaal op biobrandstof gaan rijden, valt er namelijk ook moeilijk tegenop te produceren. Het kan zelfs onze voedselvoorziening in gevaar brengen, omdat er zo ontzettend veel grond nodig is om de benodigde suikerriet, tarwe of maïs op te verbouwen.
Dat probleem zag ik vorige maand zelfs in de buurt van Nederland, vlak over de grens in Duitsland. Overal stonden de akkers vol met maïs, zo ver het oog reikte. Maar die maïs stond er niet om opgegeten te worden. Alles was bedoeld om biobrandstof van te maken. Een traditioneel boerenbedrijf runnen was voor de eigenaren van de grond zelfs niet meer interessant, omdat ze meer geld ontvingen als ze hun grond verpachten aan investeerders.
Ook in Brazilië worden grote delen van het land gebruikt om suikerriet voor bio-ethanol te verbouwen. En als het aan de regering van president Bolsonaro ligt, wordt dat nog veel meer. In de Amazone mag op dit moment namelijk geen suikerriet verbouwd worden en dat is een doorn in het oog van de president. Maar veel kan hij ook niet doen. Zijn poging om er twee jaar geleden verandering in te brengen, werd door de rechter uiteindelijk tegengehouden.
Deze column verscheen op 19 augustus 2021 op de website van RTL Nieuws