Ik was deze week aan het einde van de wereld. Tenminste, zo verkoopt de Argentijnse stad Ushuaia zich graag. Zelf stel ik me bij het einde van de wereld eigenlijk een iets eenzamere plek voor, maar in de zuidelijkste stad ter wereld struikel je over de toeristen die met z’n allen proberen om de beschaving te ontvluchten.
Een kansloze missie dus, maar mooi is het er gelukkig wel. Het einde van de wereld ligt namelijk in het ruige Vuurland. Dat klinkt heel warm, maar het is er juist ontzettend koud. Vooral voor een correspondent die inmiddels aan Braziliaanse temperaturen gewend is.
Dus zat ik een paar dagen geleden met vier truien, twee broeken, een sjaal om en wanten aan bibberend op een boot. En dan te bedenken dat het hier nu zomer is, net als op de rest van het zuidelijk halfrond.
Wat me tussen het bibberen door opviel, was dat ik weinig van mijn nieuwe landgenoten zag. Waar je normaal gesproken in Latijns-Amerika niet om de Braziliaanse toeristen heen kunt, kwam ik ze nu alleen maar tegen in bescheiden groepjes.
Ik besloot aan de plaatselijke bewoners te vragen hoe dat toch kwam. “Brazilianen? Nee joh, die komen hier vooral in de winter!” Want wat blijkt: mijn warmbloedige landgenoten vinden het op dit moment te warm in Vuurland. Hoe kouder hoe beter, lijkt het credo.
Dat had ik eigenlijk kunnen weten, want kou betekent luxe in Brazilië.
In de buurt van São Paulo ligt zelfs een soort Zwitsers bergdorp, inclusief chalets en stoeltjeslift. Welgestelde Brazilianen gaan daar in het weekend graag naartoe om ‘een koutje te halen’, zoals een Braziliaanse vriendin van mij het noemt. Met dikke mutsen op en sjaals om, gaan ze dan bij twaalf graden aan de warme chocolademelk en kaasfondue.
Nog chiquer is het natuurlijk om op vakantie naar de sneeuw te gaan. Omdat in Brazilië een sneeuwlaagje van 1 centimeter al zeldzaam is, wordt er dan uitgeweken naar buurland Argentinië. Het liefst in de wintermaanden juni, juli en augustus, als er in sommige regio’s een dik pak sneeuw ligt en de temperatuur rond het vriespunt blijft steken.
Natuurlijk pakken ze zich dan wel goed in. Want kou mag dan chique zijn, de Brazilianen zijn er vaak ook een beetje bang voor. In tegenstelling trouwens tot de oorspronkelijke bewoners van Vuurland. Dat waren pas bikkels. In een piepklein museumpje in Ushuaia las ik over deze fascinerende mensen, de Yámanas.
Dit nomadische volk had geen plek om eventuele kleding te laten drogen, dus vonden ze het handiger om vrijwel naakt rond te lopen. Honderden jaren overleefden ze de barre temperaturen in Vuurland, totdat de Europeanen kwamen en ziektes meebrachten. Nu zijn er alleen nog wat verre afstammelingen over.
De Brazilianen die ik uiteindelijk wel tegenkwam waren qua kleding juist erg goed voorbereid. Misschien zelfs een beetje té goed. Zo hoorde ik een Braziliaanse dame bij de hotelreceptie informeren naar wandelingen in de omgeving. “Heb ik daar mijn sneeuwijzers voor nodig?”, vroeg ze hoopvol. Toen bleek dat ze die thuis kon laten droop ze teleurgesteld af.
Ik gok dat ze in de winter terugkomt.
Deze column verscheen op 26 februari 2015 op de website van RTL Nieuws.