In het binnenland van Brazilië ligt, op ongeveer een uur rijden van de stad Belo Horizonte, één van de misschien wel best bewaarde ‘geheimen’ van Brazilië. Ver weg van de gebruikelijke toeristische routes ligt een in potentie grote toeristische trekpleister: Inhotim. Aangemoedigd door enthousiaste Brazilianen die er al eens waren geweest, bezocht ik Inhotim afgelopen week voor het eerst. En ik werd niet teleurgesteld.
Het is een enorm complex van prachtig aangelegde botanische tuinen. En verspreid door het park, bovenop groene heuvels, in de bossen en langs een prachtig aangelegd meer staat contemporaine kunst van het allerhoogste niveau. Van kleine galerieën tot enorme kunstwerken in de openlucht: in elke hoek van het park wacht weer een nieuwe verrassing. Het is een paradijs voor kunstliefhebbers, maar ook een plek waar families een dag kunnen ontspannen in de tuinen. Kunst is hier allesbehalve een elite-aangelegenheid.
De combinatie van bomen en planten en hypermoderne kunst blijkt dan ook verrassend goed te werken. Helaas had ik maar een halve dag in het park, lang niet genoeg om alles te bekijken. Daarvoor heb je op dit moment één of twee dagen nodig en dat worden er alleen maar meer. Want het park, dat in 2006 voor het publiek open ging, is nog volop in ontwikkeling.
Dat Brazilië ook voor kunstliefhebbers een interessante bestemming is, zullen veel mensen zich waarschijnlijk niet realiseren. Strand, carnaval en voetbal zijn nog altijd de bekende associaties. Toch heeft het land op cultureel gebied veel te bieden, vooral in de grote steden. De Biënnale in São Paulo is bijvoorbeeld een van de grootste ter wereld, de straatkunst is van een hoog niveau en Braziliaanse kunstenaars krijgen ook in de rest van wereld steeds meer erkenning.
Kunst is dus booming in Brazilië. Maar wat interessant is, is dat de Braziliaanse overheid hier maar een kleine rol in speelt. Vrijwel alle musea en kunstcollecties die de moeite waard zijn, worden namelijk vooral mogelijk gemaakt door geld van bedrijven en particulieren. Een belangrijke reden hierachter is een wet die in 1991 is ingevoerd: de Lei Rouanet.
De regeling werkt ongeveer als volgt: musea of andere culturele initiatieven moeten zorgen dat ze op een door de overheid goedgekeurde lijst komen. Als ze daar eenmaal opstaan kunnen ze gaan lobbyen bij bedrijven, zodat ze geld bij elkaar krijgen om hun initiatief te realiseren. Voor bedrijven is het ‘sponsoren’ van zo’n initiatief interessant, omdat het bedrijf korting krijgt op de belasting die ze moeten betalen als ze geld geven aan één van de initiatieven op deze lijst.
Eigenlijk loopt Brazilië met deze wet voorop. In Nederland waren we natuurlijk lange tijd gewend dat de overheid grotendeels zorgt voor het culturele aanbod in ons land. Maar door alle bezuinigingen wordt ook in Nederland de private sector steeds belangrijker voor het in stand houden van cultuurorganisaties. De Nederlandse overheid heeft daarom sinds 2012 een soortgelijke belastingregeling als Brazilië. Daardoor is het nu ook voor Nederlandse bedrijven fiscaal aantrekkelijk om geld te geven aan cultuurorganisaties.
Het klinkt natuurlijk best mooi, maar er kleven ook nadelen aan een dergelijk beleid. Bedrijven zouden vooral grote en populaire projecten kiezen, omdat ze naast de belastingkorting vooral hun imago willen opvijzelen. Het is daarom aantrekkelijk om hun naam verbinden aan een in het oog springende culturele organisatie. De kleinere, minder ‘sexy’ initiatieven worden daar de dupe van. Verder is er in Brazilië een probleem met de verspreiding van het geld. Op dit moment komt het meestal terecht in de grote steden, zoals Rio de Janeiro en São Paulo. Tot frustratie van Brazilianen in andere delen van het land.
Maar goed, de uitvoering van het beleid mag dan nog niet ideaal zijn, het heeft wel mooie Braziliaanse musea opgeleverd. Overigens is mijn favoriet Inhotim weer een verhaal apart. Het park kwam namelijk tot stand door het fortuin van de excentrieke mijnmagnaat Bernardo Paz. Hij is van plan zijn volledige vermogen van zo’n 600 miljoen euro in het park te pompen. Maar dat moet wel op zijn manier. Paz is nu van plan om het park op de lange termijn zelfvoorzienend te maken door er een aantal hotels neer te zetten, zodat bezoekers in de toekomst optimaal van de kunst en de natuur kunnen genieten. Het eerste hotel moet al in de loop van dit jaar opengaan.
Natuurlijk kunnen we niet verwachten dat excentrieke miljonairs overal voor ons cultuuraanbod zorgen. Maar het park in de groene heuvels bij Belo Horizonte is het bewijs dat het wel fantastisch zou zijn.
Deze column verscheen op 12 januari 2014 op de website van RTL Nieuws.